Synopsis
Weinig mensen weten dat Vincent van Gogh drie zussen had: Anna Cornelia, Elisabeth Hubertina (Lies) en Willemina Jacoba (Wil of Willemien). In de literatuur over Vincent komen ze sporadisch voor en tot nu toe is er zeer weinig over hen bekend, mede omdat Vincent hen zelden of helemaal niet geschilderd heeft. In het voorjaar van 2016 verscheen het boek van Willem-Jan Verlinden (80.000 woorden, 53 zwart/wit illustraties, 16 kleur) over de zussen Van Gogh: drie domineesdochters met zeer opmerkelijke levens tegen de achtergrond van een roerige tijd in de Europese geschiedenis.
Kunsthistoricus Verlinden kwam op het idee voor dit boek tijdens het schrijven van zijn eerste boek over Van Goghs jaren in Londen, Hoe ik van Londen houd ( Athenaeum, 2013, samen met Kristine Groenhart), waarbij hij stuitte op de drie Van Gogh zussen. Twee van hen kwamen in dezelfde tijd als Vincent naar Engeland. Verlindens nieuwsgierigheid werd gewekt en er kwamen steeds meer bronnen aan het licht: familiekronieken van zowel vaders als moeders kant, boeken van Lies over haar oudste broer en hun jeugd, schoolrapporten, medische dossiers, documenten van Van Gogh-nazaten, en brieven vol herinneringen, belevingen en beschrijvingen van personen en omstandigheden. Maar ook knipsels en vooral ook honderden brieven van de zussen, aan elkaar, hun ouders familie en hun beste vriendinnen. Uit die documenten en brieven komt een duidelijk beeld naar voren dat de moeite waard is om naar buiten te brengen. Het is het beeld van de hele familie Van Gogh tussen 1849 en 1941 in al hun verschillende omstandigheden, binnen de eigen kring van gezin en familie én de wereld die hen omgeeft, verteld vanuit het perspectief van de drie dochters – de jonge juffrouwen op zoek naar hun eigen plaats in de maatschappij.
Het gaat om een protestant domineesgezin in de overwegend katholieke provincie Noord-Brabant gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw. Zij wonen achtereenvolgens in Zundert, Helvoirt, Etten, Nuenen en Breda, maar uiteindelijk verlaat de familie de katholieke dorpen in het zuiden en waaiert uit naar andere delen van Nederland en zelfs daarbuiten. Dit alles in een tijd waarin er op maatschappelijk, economisch en artistiek vlak veel verandert. Op deze manier geeft het boek ook een indruk van de veranderende rol van vrouwen in de negentiende en begin twintigste eeuw, van de modernisering en industrialisatie die toen aan de gang was, het veranderde onderwijs, het feminisme en het fin de siècle. Ook kunst en literatuur zijn belangrijk, voor alle kinderen Van Gogh, maar met name voor Vincent en Willemien. De dood van de oudste broer en diens snel groeiende faam, die zich uit in artikelen, tentoonstellingen en de stijging van de waardering voor zijn werk, vormen ook een belangrijke factor in de levens van de zussen.
Vooral krijgen we in dit boek echter een goed beeld van de persoonlijke levens van de drie zussen. De oudste, Anna, was als jonge vrouw gouvernante in Engeland, trouwde goed en was zorgzaam, huishoudelijk en vroom - maar uiteindelijk was zij ook de reden dat Vincent na een onderling conflict uit Nederland vertrok en nooit meer terugkwam. Zij ging met haar echtgenoot in Leiderdorp, Leiden, Dieren en Rhenen wonen en ligt daar ook begraven.
De tweede zus, Lies, ging naar kostschool in Leeuwarden, Tiel en Dordrecht voordat zij ging werken in Soesterberg. Zij kreeg een bastaarddochter in het Franse Normandië, ondervond zware omstandigheden in haar huwelijk en met de geestesgesteldheid van haar man. Zij had literaire aspiraties en eigende zich haar beroemde broer in latere jaren steeds meer toe. De laatste jaren van haar leven moest zij veel schilderijen van Vincent verkopen om in haar levensonderhoud te voorzien en zwierf zij van kosthuis naar pension in Soest en Baarn, waar zij ook begraven ligt.
Willemien, de derde zus, was lang zoekende en korte tijd gouvernante, verpleegster en godsdienstlerares in achtereenvolgens Weesp, Haarlem, Leiden, Nijmegen en Den Haag. Later werd ze actief in de eerste feministische golf in Den Haag, en in Parijs bezocht ze met middelste broer Theo het atelier van Edgar Degas. Willemien onderhield trouwe vriendschappen met haar vriendinnen, zoals schoonzus Jo Bonger, hartsvriendin Margaretha Meijboom of Line Kruysse. Zij zou uiteindelijk de tweede helft van haar leven doorbrengen in een inrichting in Ermelo, waar zij ook stierf en begraven ligt. Haar verblijf aldaar werd door de andere zussen voor een deel bekostigd uit de verkoop van Vincents schilderijen, wiens werk tijdens hun levens snel in waarde steeg, mede dankzij de inzet van schoonzus Jo Bonger.